Verschillende soorten cholesterol
Cholesterol wordt voornamelijk in de lever aangemaakt en we krijgen het binnen via onze voeding. Rijke bronnen van cholesterol zijn onder andere eieren, kaas, volvette yoghurt, garnalen en (orgaan)vlees. De afgelopen decennia is er een boel te doen geweest omtrent voedingsmiddelen met een hoog cholesterolgehalte en verzadigde vetten. Maar wat is cholesterol precies?
In het bloed vindt men cholesterol vooral gebonden aan eiwitfractie (lipoproteïne): het HDL-, IDL-, LDL- en VLDL-cholesterol. De eerste letters in deze samenstellingen staan voor, respectievelijk, High, Intermediate, Low en Very Low. De D staat voor ‘dichtheid’ en dit zegt iets over de verhouding eiwit ten opzichte van lipide in het lipoproteïne. Hoe minder eiwit, hoe minder groot de dichtheid. De verschillende lipoproteïnen zijn dus allemaal net iets anders en hebben allemaal dus ook een iets andere functie.
Hieronder gaan we in op twee veelbesproken typen cholesterol: HDL- en LDL-cholesterol, welke in de volksmond en in de media al snel ‘goed’ en ‘slecht’ cholesterol zijn gaan heten. Dit is een vereenvoudiging die slechts ten dele verhelderend werkt; onder normale omstandigheden zijn beide vormen van cholesterol namelijk essentieel voor een normale functie van onze fysiologie en dus niet ‘goed’ of ‘slecht’. Wel is het zo dat de verhouding totaalcholesterol/HDL iets zegt over het risico op hart- en vaatziekten en dat LDL onder bepaalde omstandigheden kan oxideren. Overproductie van geoxideerd cholesterol kan een ontstekingsreactie uitlokken. Het is deze ontstekingsreactie (en niet het cholesterol zelf) die we ‘slecht’ zouden kunnen noemen, want deze wordt in verband gebracht met hart- en vaatziekten.
Functies HDL en LDL
HDL en LDL zijn lipoproteïnen die cholesterol en triglyceriden door het bloed transporteren. LDL bevat veel cholesterol en weinig eiwit en transporteert het cholesterol van de lever naar de weefsels. Het eiwitrijke HDL brengt het cholesterol juist weer terug naar de lever. In de lever wordt het overgebleven cholesterol gebruikt voor de productie van galzure zouten. Het lichaam houdt het cholesterolgehalte zelf in de hand via biologische feedbackmechanismen. Komt er veel cholesterol via de voeding binnen, dan gaat de lichaamseigen productie omlaag. Komt er weinig binnen, gaat de productie weer omhoog.
Een teveel wordt onder fysiologische condities uitgescheiden, want het kan niet in energie worden omgezet. Het cholesterolgehalte kent dus een homeostatisch evenwicht; productie gaat onder normale omstandigheden omlaag of omhoog, totdat het lichaam zo economisch mogelijk in zijn behoefte kan voorzien. Op deze manier kan het lichaam de vrijgemaakte energie in andere belangrijke processen steken.
Verhoogde waardes en atherosclerose
Er kan sprake zijn van verhoogde LDL-waardes omdat de cellen en weefsels extra cholesterol nodig hebben, bijvoorbeeld omdat er sprake is van een situatie met (veel) stress en/of endotoxemie in de bloedbaan. Een verhoogd LDL is dan een fysiologische reactie van ons lichaam, om meer cortisol te produceren, of de endotoxemie aan te pakken. LDL bevat relatief veel vet en plakt hierdoor makkelijk aan de rand van bloedvaten. Indien bloedvaten glad zijn (te vergelijken met de binnenkant van een tuinslang) kan LDL in principe niet blijven plakken. Wanneer ontstaan er wel problemen, en dan met name atherosclerose?
Er kan schade aan de vaatwand ontstaan, bijvoorbeeld door een verhoogd homocysteïnegehalte in het bloed, alsmede door laaggradige ontstekingen. Aan deze rafelige bloedvaten kan LDL makkelijk blijven plakken en vervolgens oxideren. Dit leidt tot een ontstekingsreactie waarbij monocyten schuimcellen produceren. Op deze manier verdikt de vaatwand en zo ontstaat er uiteindelijk atherosclerose.
Associatie met hart- en vaatziekten
Vooral sinds 1985 wordt de consumptie van verzadigd vet, cholesterol en van ‘voedingsvet’ in het algemeen geassocieerd met hart- en vaatziekten (Keys, 1953). Dit is nog altijd de overheersende visie. Zo geeft het Voedingscentrum op haar website aan dat verzadigd vet het ‘slechte’ LDL-cholesterol in het bloed verhoogt, en dat dit niet goed is voor de bloedvaten. Zij raden dan ook aan om verzadigd vet zoveel mogelijk te vervangen door meervoudig onverzadigde vetzuren (Voedingscentrum).
Natuurlijk: meervoudig onverzadigde vetzuren hebben een gunstig effect op hart en bloedvaten. Het is echter de vraag of verzadigd vet en verhoogde cholesterolwaardes tot hart- en vaatziekten leiden. Uit een grootschalige review blijkt bijvoorbeeld dat verhoogde LDL-cholesterolwaarden de levensduur van ouderen niet verkorten. Integendeel: verhoogd LDL gaat vaak juist samen met een langere levensduur (Ravnskov, 2016). Uit veel onderzoek blijkt daarbij dat cholesterol uit de voeding nauwelijks invloed heeft op cholesterolwaardes in het lichaam. Zo blijkt er uit populatieonderzoek dat er geen verband is tussen cholesterol in de voeding en hartziekte bij de bevolking (Lecerf et al., 2011). Het is zelfs zo, dat twee derde van de onderzochte personen weinig tot geen verhoging ziet in cholesterolwaarden na het nuttigen van cholesterolrijke voeding, zelfs niet bij zeer grote hoeveelheden (Blesso et al., 2018). Er is zelfs onderzoek dat uitwijst dat cholesterol in de voeding juist een gunstig effect heeft op de verhouding LDL-HDL in het bloed. Deze verhouding wordt gezien als de beste indicator voor het risico op hart- en vaatziekten (Ali et al., 2012).
Ook onderzoek van de Kuopio universiteit in Finland, onder 1000 mannen en met een looptijd van 21 jaar, liet zien dat het nuttigen van grote hoeveelheden cholesterol niet gerelateerd is aan het risico op hart- en vaatziekten (Virtanen et al., 2016). Deze uitkomst geldt in ieder geval tot een inname van 520 mg cholesterol per dag. Ook wanneer er specifiek naar de consumptie van eieren werd gekeken, bleek dit geen verhoogd risico op hart- en vaatziekten met zich mee te brengen. Deze uitkomst geldt in ieder geval tot een inname van zeven eieren per week, het hoogste aantal dat er binnen de groep gemiddeld werd gegeten. Tevens bleek er geen verband te bestaan tussen cholesterol in de voeding en verdikking van de halsslagader. De dikte van de wand in deze ader is een marker voor subklinische atherosclerose. Eieren verhogen dus ook niet het risico op slagaderverkalking.
Statines of rode gistrijst?
Statines verlagen het LDL-cholesterol en worden daarom veel ingezet bij een verhoogd cholesterolgehalte, met als doel hart- en vaatziekten te behandelen. Statines hebben echter vervelende bijwerkingen. Onze docent Remko Kuipers, cardioloog bij het OLVG, pleitte daarom in het verleden al voor meer onafhankelijk onderzoek naar statines.
Een mogelijk alternatief voor de korte termijn is rode gistrijst. Rode gistrijst draagt bij aan de instandhouding van normale cholesterolgehalten in het bloed.
Het heeft een vergelijkbare werking als statines, maar is van natuurlijke oorsprong. Naast regulatie van LDL-cholesterol zijn ook het verlagen van het homocysteïnegehalte en het verminderen van de oxidatie van LDL op de korte termijn geïndiceerd, omdat deze bijdragen aan het ontstaan van ontstekingen en atherosclerose. Vitamine B6, B12 en foliumzuur zijn gunstig voor het homocysteïnemetabolisme. Voor de lange termijn is echter altijd een leefstijlverandering noodzakelijk.
Ultieme oplossing van cholesterolproblematiek
Belangrijke oorzaken van een verhoogde productie van cholesterol zijn stress en insulineresistentie. Insulineresistentie heeft als gevolg dat minder glucose in cellen kan worden opgenomen en dientengevolge meer glucose wordt omgezet in vet. Vet is de bouwstof van cholesterol. Meer vetopslag in het lichaam betekent een verhoogde aanmaak van cholesterol. Overmatig groeiend vetweefsel raakt gemakkelijker beschadigd en ten gevolge van deze beschadigingen ontstaan ontstekingen in het vetweefsel. Als het vetweefsel blijft groeien, nemen deze ontstekingen toe en verspreiden zich in het lichaam. In reactie daarop gaat de cholesterolproductie verder omhoog; een van de functies van cholesterol is immers het bestrijden van infecties. Het verminderen van insulineresistentie heeft een gunstige invloed op de aanmaak van cholesterol.
Het eten van minder koolhydraten heeft tot gevolg dat er minder glucose in het bloed komt, waardoor minder insuline aangemaakt hoeft te worden en insulineresistentie afneemt. Bovendien wordt minder glucose omgezet in vet, waardoor vetweefsel kan afnemen. Het eten van onbewerkte voeding heeft als bijkomend voordeel dat er minder voor ons lichaam ongunstige stoffen binnen komen, wat ontstekingen kan verminderen en zorgt voor een verminderde druk op de ontgiftingscapaciteit in de lever. De lever kan daardoor zijn rol in de regulatie van het cholesterol beter uitvoeren. Naast aanpassing van voeding heeft ook vermindering van maaltijdfrequentie en nuchter bewegen een gunstige invloed op insulineresistentie.
Stress leidt tot het vrijmaken van het hormoon cortisol. Dit is een steroïdehormoon: de basis ervan is cholesterol. Bij verhoogde stress is er een verhoogde vraag naar cortisol en is er meer cholesterol nodig om in de aanmaak van cortisol te voorzien. Dit leidt dus tot verhoogde cholesterolniveaus. Stressvermindering door het opzoeken van meer ontspanning en het toepassen van ontspanningstechnieken zoals mindfulness of yoga zorgt voor een vermindering van de aanmaak van cholesterol. De ultieme oplossing van stressproblematiek is uiteraard het wegnemen van of anders omgaan met de stressor. Het tekst/context metamodel geeft u daarbij handvatten.
De ultieme oplossing van cholesterolproblemen is dus gelegen in het aanpakken van de belangrijkste oorzaken voor de verhoging van cholesterol, insulineresistentie en stress, met behulp van leefstijlinterventies. De quick win, het inzetten van rode gistrijst (of indien nodig statines), is een hulpmiddel bij het bereiken van de ultieme oplossing. Zo heeft u een totaalinterventie waarmee u kunt bijdragen aan de gezondheid van uw cliënten en daarmee aan een gezondere wereld.
Bronnen
- (Ravnskov, 2003) U. Ravnskov, High cholesterol may protect against infections and atherosclerosis. QJM: An International Journal of Medicine, Volume 96, Issue 12, 1 December 2003, Pages 927–934.
- (Muskiet, 2011) F.A.J. Muskiet (2011). De evolutionaire achtergrond, oorzaak en consequenties van chronische systemische lage graad ontsteking; betekenis voor de klinische chemie. Ned Tijdschr Klin Chem Labgeneesk 2011, vol. 36, no. 4.
- (Keys, 1953) Keys A. Atherosclerosis: a problem in newer public health. J Mt Sinai Hosp N Y 1953; 20; 1: 18-39. Meer informatie: https://www.sevencountriesstudy.com
- (Voedingscentrum, kokosvet) https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/verzadigd-vet.aspx en https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/kokos-en-kokosvet.aspx
- (Ravnskov, 2016) Uffe Ravnskov, David M Diamond, Rokura Hama, Tomohito Hamazaki, Björn Hammarskjöld, Niamh Hynes, Malcolm Kendrick, Peter H Langsjoen, Aseem Malhotra, Luca Mascitelli, Kilmer S McCully, Yoichi Ogushi, Harumi Okuyama, Paul J Rosch, Tore Schersten, Sherif Sultan, Ralf Sundberg, Lack of an association or an inverse association between low-density-lipoprotein cholesterol and mortality in the elderly: a systematic review, BMJ Open, 2016;6:e010401
- (Lecerf et al., 2011) Lecerf JM, de Lorgeril M., Dietary cholesterol: from physiology to cardiovascular risk, Br J Nutr. 2011 Jul;106(1):6-14. doi: 10.1017/S0007114511000237. Epub 2011 Mar 9.
- (Blesso et al., 2018) Christopher N. Blesso and Maria Luz Fernandez, Dietary Cholesterol, Serum Lipids, and Heart Disease: Are Eggs Working for or Against You? Nutrients. 2018 Apr; 10(4): 426.
- (Ali et al., 2012) K Mahdy Ali, A Wonnerth, K Huber, and J Wojta, Cardiovascular disease risk reduction by raising HDL cholesterol – current therapies and future opportunities, Br J Pharmacol. 2012 Nov; 167(6): 1177–1194.
- (Virtanen et al., 2016) Jyrki K Virtanen, Jaakko Mursu, Heli EK Virtanen, Mikael Fogelholm, Jukka T Salonen, Timo T Koskinen, Sari Voutilainen, and Tomi-Pekka Tuomainen,Associations of egg and cholesterol intakes with carotid intima-media thickness and risk of incident coronary heart disease according to apolipoprotein E phenotype in men: The Kuopio Ischaemic Heart Disease Risk Factor Study, Am J Clin Nutr, March 2016, vol. 103, no. 3 895-901